Vluchtroute? Er gelden speciale eisen aan deuren en het hang & sluitwerk!
– NEN-EN 179 (Emergency exit devices) voor sluitingen van nooduitgangen met een deurkruk of een drukplaat.
– NEN-EN 1125 ( Panic exit devices) voor de panieksluiting van vluchtdeuren met een horizontale bedieningsstang
Voor al uw vragen omtrent specifieke regelgeving bij u op lokatie verwijzen wij naar de plaatselijke brandweer. Onderstaande FAQ’s kunnen u mogelijk reeds iets verder helpen.
1. Kent de bouwregelgeving een nooddeur?
Ja, sinds kort. Voor gebouwen zijn in de wet – en regelgeving vluchtroutes gedefinieerd. De deuren in deze vluchtroutes worden vluchtdeuren genoemd. Als gevolg van de afstemming van bouw- en arbo-regelgeving is in het gewijzigde Bouwbesluit 2005 een nieuwe definitie opgenomen: “ nooddeur: een deur die uitsluitend is bestemd om het bouwwerk te ontvluchten”. Een deur alleen voor calamiteiten en niet voor regulier gebruik. De toepassing van een schuifdeur als nooddeur is niet toegestaan.
2. Is de gebruikelijke toegangsdeur ook nooddeur?
Nee, maar dat is vooral een kwestie van terminologie. De bouwregelgeving zegt daarover dat wanneer een in de vluchtroutegelegen deur onder normale omstandigheden ook wordt benut voor het bereiken van ruimten in een gebouw, er geen sprake is van een nooddeur maar van een deur van een toegang die ook als vluchtdeur kan dienen. Daarbij dient te worden opgemerkt dat ook een nooduitgang – uitsluitend bedoeld voor het ontvluchten van een gebouw – volgens de systematiek van het Bouwbesluit wordt benoemd als een toegang.
3. Waar bevinden zich de nooddeuren?
In de volgens de wet – en regelgeving gedefinieerde vluchtroutes van een gebouw moet steeds duidelijk zijn waar zich de nooduitgangen bevinden. De weg naar de nooddeuren dient met de vlucht wegaanduiding volgens de Europese richtlijn 92/58/EEG en NEN 6088 te worden aangegeven. Het gaat er vooral om dat ze ( in combinatie met noodverlichting) goed moeten opvallen. Eventueel kan ook een – op een goed waarneembare plek aanwezige – plattegrond met aangegeven vluchtplan worden geraadpleegd. Het verdient aanbeveling die plattegronden door eigen – niet deskundige- medewerkers en bezoekers te laten toetsen: wordt de plattegrond wel goed begrepen?
4. Zijn er normen voor nooddeuren?
Nee, niet specifiek voor complete nooddeuren, maar wel voor het hang- en sluitwerk van die deuren, inclusief de elektrisch gestuurde uitvoeringen. Het betreft een viertal Europese ontwerpnormen die, als ze definitief zijn vastgesteld, als Nederlandse norm zullen gelden. Het betreft onder meer de NEN-EN 179 (Emergency exit devices) voor sluitingen van nooduitgangen met een deurkruk of een drukplaat. En de NEN-EN 1125 ( Panic exit devices) voor de panieksluiting van vluchtdeuren met een horizontale bedieningsstang; ook wel ‘ push-‘ of touch-bar’ genoemd. Deze normen gaan uit van het in één simpele beweging snel en met geringe kracht kunnen openen van nood- en vluchtdeuren. Ze gaan als het ware al open als je er tegenaan loopt. Bij de ‘ Panic exit devices’ wordt er rekening mee gehouden dat de bedieningskracht voor het ontsluiten ook bij een voordruk op het deurblad ( veroorzaakt door mensen in paniek) gering blijft. Met een gebruikelijk slot zou een dergelijke deur onder die omstandigheden en het daardoor klemmen van de schoot mogelijk niet meer geopend kunnen worden. Overige Normen zijn de prEN-13636 en prEN 13637 dit zijn ontwerpnormen. Deze normen zijn al ontwikkeld, maar nog niet actief omdat het commentaar van verschillende landen nog moet worden verwerkt. Daarom staat er voor deze normen ‘pr’ van preliminary.
5. Hoe snel moet een dergelijke deur geopend kunnen worden?
Een nooddeur zal onder alle omstandigheden van binnenuit snel en zonder sleutel moeten kunnen worden geopend, bijvoorbeeld door middel van een zogenoemde ‘ panieksluiting’, terwijl deze deur normaliter niet van buitenaf is te openen. De Europese normen voor nood- en vluchtdeuren geven aan dat de sluitingen zodanig moeten zijn ontworpen dat in één soepele doorgaande beweging in vluchtrichting en/of neerwaarts, de deur in minder dan 1 seconde moet kunnen worden geopend.
6. Wat zijn de maximale en minimale afmetingen van een nooddeur?
Nood- en vluchtdeuren zijn maximaal 2500 mm hoog en 1300 mm breed. Nieuw in het gewijzigde Bouwbesluit 2005 is dat de minimale breedte van de nooddeur is vergroot van 0.60 naar 0.85 meter.
7. Hoe zwaar mag een nooddeur maximaal zijn?
Het maximale toelaatbare gewicht is 200 kg. De genormeerde classificatie in de NEN-EN normen voor panieksluitingen kent twee klassen voor het deurgewicht: tot 100 kg en tot 200 kg.
8. Hoe breed moet een paniekbalk minimaal zijn?
Indien een paniekbalk of duwstang wordt toegepast, moet die tenminste over 60% van de deurbreedte gesitueerd zijn.
9. Mag er een deurkruk op een nooddeur worden toegepast?
Ja, wanneer het een situatie betreft waar de NEN-EN 179 van toepassing wordt verklaard, mag een deurkruk, duwschijf of draaihendel worden toegepast die een sluiting bedient waardoor de deur vrijelijk en zonder noodzakelijke andere handelingen met geringe aandruk kan worden geopend.
10. Hoe hoog moeten panieksluitingen zijn gesitueerd?
De gebruikelijke deurkrukhoogte is 1050 mm boven de afgewerkte vloer. Panieksluitingen moeten tussen de 900 en 1100 mm worden gemonteerd.
11. Zijn er eisen voor corrosie en duurzaamheid van nooddeursluitingen?
Ja. De NEN-EN normen voor panieksluitingen kennen in de Classificatie 2 klassen voor de weerstand tegen corrosie: klasse 3 (hoog) en klasse 4 ( zeer hoog) volgens NEN-EN 1670 Hang- en sluitwerk – Bestandheid tegen corrosie- Eisen en beproevingsmethoden. Duurzaamheid is volgens eenzelfde systematiek geregeld.
12. Zijn sleutelkastjes toegestaan?
Nee. Om ongewenst gebruik van nood- en vluchtdeuren te voorkomen is lange tijd het ‘rode sleutelkastje met breekglas’ toegepast. Een soort barrière om de betreffende deuren minder gemakkelijk ongewenst te kunnen openen. Dat is uiteraard strijdig met het snel en onbelemmerd kunnen vluchten. Sleutels en sleutelkastjes zijn daarom expliciet verboden in de huidige bouwregelgeving en de praktijkrichtlijnen van de brandweer. Een bezwaar in de praktijk was vooral dat de ruitjes vaak werden vernield; de sleutel zoek was en de deur dus niet meer als nooddeur kon worden gebruikt.
13. Is ongewenst gebruik goed oplosbaar?
Ja. In plaats van de verboden rode sleutelkastjes ( of kettingen met hangsloten) kan dat onder meer door op de nooddeuren bijvoorbeeld de ‘groene kastjes met alarm’ toe te passen. Deze worden onder de deurkruk of horizontale stang van de panieksluiting geplaatst. Tijdens de vereiste’ enkelvoudige handeling’ raakt de kruk of stang het ‘groene kastje’, waarna alarm volgt; lokaal ( luid en eventueel optisch) en eventueel op afstand als onderdeel van een beveiligingssysteem. Resetten kan alleen door bevoegde personen met sleutel. Die personen kunnen ook het slot bedienen en zonder alarm de deur openen. Bedoelde kastjes, ook wel ‘GfS Exit Control’ genoemd, dienen bij voorkeur door een erkend testinstituut te zijn beproefd op een goede samenwerking met producten welke aan de NEN-EN 179 en 1125 voldoen.
14. Zijn er eisen voor de ruimte vòòr de nooddeur?
Ja. De belangrijkste en meest bekende eis is dat de route naar en de ruimte vòòr de nooddeur niet geblokkeerd mogen worden. Onaangekondigde inspecties leren helaas steeds weer dat op dit punt nog steeds ernstig wordt gezondigd. Het even ‘tijdelijk’ parkeren van goederen ( pallets, fietsen, schoonmaakkarren, overcomplete bedden, etc.) komt helaas nog steeds op grote schaal voor. Andere eisen voor die ruimte vòòr de nooddeur sluiten aan op die van de gehele vluchtroute: heldere, opvallende informatie en goede ( nood-) verlichting.
15. Mag een nooddeur over het trottoir draaien?
Ja, dat mag. Nooddeuren moeten met de vluchtrichting meedraaien en in voorkomende gevallen mag dat over de openbare weg. Bij het verlenen van vergunningen gaf dat voor kort nogal eens problemen met de lokale overheid. In de vernieuwde bouwregelgeving is het uitgangspunt nu dat een nooddeur uitsluitend gebruikt wordt voor het vluchten uit een gebouw, waarbij het veilig kunnen vluchten zwaarder weegt dan de hinder die dat voor eventuele passanten op de niet voor motorrijtuigen openstaande weg kan opleveren. Om deze reden mag een nooddeur naar buiten draaien over bijvoorbeeld een voetpad.
16. Zijn er eisen voor de ruimte achter de nooddeur?
Ja; op z’n minst moet de deur naar buiten toe volledig open kunnen draaien. Maar dat lukt helaas niet altijd omdat er fietsen zijn gestald, auto’s staan geparkeerd, grof vuil tegenaan is gestort, bomen zijn geplant of zelfs illegaal direct achter de nooddeur is gebouwd. Gaat de nooddeur al voldoende ver open, dan blijken er soms nog de nodige risico’s te zijn ten gevolge van een afstapje van een halve meter, een nagenoeg direct aansluitende sloot of een incomplete noodtrap. Dat soort situaties moet dus worden aangepast. Ook moet de plek direct achter de nooddeur goed zijn verlicht, evenals de daarop nog te volgen route buiten het gebouw naar de veilige plaats.
17. Kan vluchtveiligheid strijdig zijn met beveiliging?
Ja, maar dat is goed oplosbaar, ook al lijken de uitgangspunten haaks op elkaar te staan. Sloten met een paniekfunctie kunnen qua inbraakwerendheid niet op de bekende wijze gecertificeerd worden. De met ‘ sterren’ aangegeven mate van inbraakwerendheid zal dan ook niet op dit soort sloten worden aangetroffen. Ze voldoen niet aan de daarvoor geldende eis dat ze aan de binnenzijde met een sleutel moeten kunnen worden afgesloten. Dat zou problemen kunnen opleveren met bijvoorbeeld de eisen van verzekeraars, bij schaderegeling of in een aansprakelijkheidssituatie. In praktische zin is het probleem echter goed te ondervangen omdat de keurende instantie SKG voor dat doel verklaringen kan afgeven waaruit de inbraakwerende waarde van het slot blijkt (‘sterren’0, met uitzondering van de eis van afsluitbaarheid aan de binnenzijde. De bekende aanbieders van sloten kunnen hier nadere informatie over verstrekken.
18. Is de vluchtveiligheid met de vernieuwde regelgeving nu goed geregeld?
Ja en nee. In fysieke zin zijn in 2005 tal van verbeteringen in het Bouwbesluit en de MBV doorgevoerd en de handhaving aangescherpt. Maar, er valt nog genoeg te doen. Zo ontbreekt het voor vluchtroutes aan begrijpelijke prestatie-eisen voor opvang – en doorstroom capaciteit en wordt in de hierop betrekking hebbende ontwerpnorm NEN 6089 helaas het ‘menselijk gedrag bij brand’ niet meegenomen. En dat is bij een calamiteit nu precies waar het om gaat. Het menselijke gedrag kan bij brand nogal afwijken van wat door regelgevers wordt verondersteld. Mensen doen mogelijk helemaal niets na een ontruimingsalarm, ze gaan door waar ze mee bezig waren, negeren de aanwijzingen of lopen gewoon een andere kant uit. Inmiddels is in het afgelopen jaar door de ministeries van BZK en VROM concreet over bedoeld menselijk gedrag nagedacht en zal nader onderzocht onderzoek worden gestart.
Bron: Raam en Deur, vakblad voor gevelopeningen, beveiliging, raam en deurtechniek; auteur: H. Stienstra.